" Art. 11. § 1. In afwijking van de bepalingen van de artikel
en 9, 3° en 10, 2°, blijft het vissen op blankvoorn, rietvoorn, brasems, riviergrondel, karper, kroeskarper, alver en zeelt vanaf de oever of vanaf een visvloer of een boot met beh
ulp van één of twee hengels met één enkele vishaak voorzien van een gewoon doch niet levend aas, toegelaten van de derde zaterdag van maart tot en met de vrijdag vóór de eerste zaterdag van juni, in de kanalen en de bevaarbare of vlotbare waterlopen van het door Samber en Maas begrensde noordelij
...[+++]ke gedeelte van het Waalse Gewest, met inbegrip van deze twee waterlopen over de hele lengte van hun loop." Art. 11. § 1. Par dérogation aux dispositions des articles 9, 3°, et 10, 2°, la pêche du gardon, du rotengle, des brêmes, du goujon, de la carpe, du carassin, de l'ablette commune et de la tanche, pratiquée du bord de l'eau ou à partir d'un plancher de pêche
ou d'une barque au moyen d'une ou deux lignes à main munies d'un seul hameçon simple et non pourvues d'un vif, reste autorisée entre le troisième samedi de mars et le vendredi qui précède le premier samedi de juin inclus, dans les canaux, cours d'eau navigables ou flottables de la partie septentrionale de la Région wallonne limitée par la Sambre et la Meuse en ce compris ces deux
...[+++] cours d'eau sur toute la longueur de leur cours.