« Schendt artikel 4, § 1, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken de artikelen 10, 11 of 30 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het aan een werkgever, die een Franstalige werknemer in
een gemeente van de Brusselse agglomeratie tewerkstelt en die, overeenkomstig artikel 52, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestu
...[+++]urszaken, het Frans in de arbeidsverhoudingen heeft gebruikt, de verplichting oplegt om de gerechtelijke procedure die hij tegen die werknemer instelt in het kader van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, in te leiden en, behoudens een door de werknemer geformuleerd en aan de beoordelingsbevoegdheid van de rechter onderworpen verzoek tot taalwijziging op grond van alleen het criterium van de onvoldoende kennis van de taal van de gedinginleidende akte, met uitsluiting van het criterium van de taal van de arbeidsverhouding, voort te zetten in het Nederlands, om reden dat die werknemer in het Nederlandse taalgebied woont, terwijl een werkgever, die in dezelfde omstandigheden is geplaatst, de procedure op geldige wijze in het Frans zou kunnen instellen en voortzetten ten aanzien van een werknemer die in het Franse taalgebied of in een gemeente van de Brusselse agglomeratie woont, en terwijl het instellen en het voortzetten van de procedure in het Nederlands tot gevolg zouden hebben dat aan die werkgever de verplichting wordt opgelegd om in het kader van de gerechtelijke procedure een andere taal dan die van de arbeidsverhouding te gebruiken ?§ 1, alinéa 2, des lois coordonnées du 18 juillet 1966 relatives à l'emploi des langues en matière administrative, a utilisé le français dans les relations de travail, d'introduire et, sauf demande de c
hangement de langue formulée par le travailleur et soumise au pouvoir d'appréciation du juge sur la base du seul critère de la connaissance insuffisant
e de la langue de l'acte introductif d'instance à l'exclusion du critère de la langue de la relation de travail, de poursuivre en langue néerlandaise la procédure judiciaire qu'il intente
...[+++] contre ce travailleur dans le cadre de la loi du 19 mars 1991 portant un régime de licenciement particulier pour les délégués du personnel aux conseils d'entreprise et aux comités de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail ainsi que pour les candidats délégués du personnel, au motif que ce travailleur est domicilié en région de langue néerlandaise, alors qu'un employeur, placé dans les mêmes circonstances, pourrait valablement introduire et poursuivre la procédure en langue française à l'égard d'un travailleur domicilié en région de langue française ou dans une commune de l'agglomération bruxelloise, et alors que l'introduction et la poursuite de la procédure en langue néerlandaise auraient pour conséquence d'imposer à cet employeur d'user dans le cadre de la procédure judiciaire d'une langue différente de celle de la relation de travail ?