De verwijzende rechter stelt een
prejudiciële vraag over de mogelijke schending van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere wet van
8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen door artikel 104 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap (hierna : universiteitsdecreet), indien laatstvermelde bepaling in die zin wordt geïnterpreteerd dat het de privaatrechtelijke universiteiten ertoe verplicht aan hun assisterend a
cademisch personeel ...[+++]hetzelfde vakantiegeld toe te kennen als datgene dat wordt toegekend aan de personeelsleden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Le juge a quo pose une question préjudicielle concernant l'éventuelle violation de l'article 6, § 1, VI, alinéa 5, 12°, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles par l'article 104 du décret de la Communauté flamande du 12 juin 1991 relatif aux universités dans la Communauté flamande (ci-après : décret relatif aux universités), si cette dernière disposition est interprétée en ce sens qu'elle oblige les universités de droit privé à octroyer à leur personnel académique assistant le même pécule de vacances que celui octroyé aux membres du personnel du ministère de la Communauté flamande.