Aangezien de individualisering van de personen, waarvoor het gezicht een fundamenteel element is, een essentiële voorwaarde is voor de werking van een democratische samenleving waarvan elk lid een rechtssubject is, vermocht de wetgever ervan uit te gaan dat het verbergen van het gezicht de werking van de aldus opgevatte samenleving in gevaar kon brengen en bijgevolg strafrechtelijk diende te worden bestraft.
Dès lors que l'individualisation des personnes, dont le visage est un élément fondamental, constitue une condition essentielle au fonctionnement d'une société démocratique dont chaque membre est un sujet de droit, le législateur a pu considérer que dissimuler son visage pouvait mettre en péril le fonctionnement de la société ainsi conçue et devait, partant, être pénalement réprimé.