Of met andere woorden, de indieners van onderhavig voorstel menen dus dat zij hiermee geen reglementaire bevoegdheid uitoefenen die door de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet worden voorbehouden aan de Koning, en hebben evenmin tot doel om zijn bevoegdheid te beperken.
Autrement dit, les auteurs de la proposition à l'examen considèrent donc qu'ils n'exercent pas un pouvoir réglementaire que les articles 37 et 107, alinéa 2, de la Constitution réservent au Roi.