Krachtens het derde lid van artikel 2 zal de rechter die de nietigheid van een vzw uitspreekt en hierbij vaststelt dat de partijen een verenigingsintentie hadden ondersteund door een met winstoogmerk uitgeoefende activiteit, waarbij de vennootschap gevormd tussen de partijen geen vennootschap in oprichting is noch aan de voorwaarden van een tijdelijke vereniging beantwoordt, noch aan die van een vereniging bij wijze van deelneming. Hij zal hierop de regels van het Burgerlijk Wetboek en artikel 17 van de gecoördineerde wetten moeten toepassen.
En vertu de l'alinéa 3 de l'article 2, si le juge qui prononce la nullité de l'a.s.b.l. constate que les parties étaient animées d'une intention associative qu'un but de lucre sous tendait l'activité exercée, que la « société » ainsi formée entre les parties n'est ni une société en formation, ni ne répond aux conditions d'une association momentanée ou d'une association en participation; il devra appliquer au groupement considéré les règles du Code civil et l'article 17 des lois coordonnées.