Hiermee wilde de wetgever een onderscheid maken tussen, enerzijds, de « externe politie » met betrekking tot de bescherming van de omgeving en het leefmilieu tegen hinder en ongemakken van een gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichting, die onder de bevoegdheid van de gewesten valt, en, anderzijds, de « interne politie » met betrekking tot de bescherming van de werknemers van de inrichting tegen de ongemakken die de exploitatie ervan met zich meebrengt, die onder de federale bevoegdheid valt (Parl. St., Senaat, 1979-1980, nr. 434/1, p. 12).
Ce faisant, le législateur entendait distinguer, d'une part, la « police externe » ayant trait à la protection des riverains et de l'environnement contre les nuisances et incommodités qu'entraîne un établissement dangereux, insalubre ou incommode, relevant de la compétence régionale, et, d'autre part, la « police interne » relative à la protection des travailleurs de l'établissement contre les inconvénients liés à son exploitation, relevant de la compétence fédérale (Doc. parl., Sénat, 1979-1980, n° 434/1, p. 12).