Art. 4. De bevoegde hiërarchische meerderen moeten tot de taalrol van de ambtenaar behoren of de wettig vastgestelde kennis van de taal van de ambtenaar bezitten overeenkomstig de bepalingen van artikel 43 § 3, derde lid, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken.
Art. 4. Les supérieurs hiérarchiques compétents doivent appartenir au rôle linguistique de l'agent ou posséder la connaissance légalement établie de la langue dudit agent, conformément aux dispositions de l'article 43, § 3, alinéa 3, des lois coordonnées sur l'emploi des langues en matière administrative.