In een derde prejudiciële vraag wordt aan het Hof gevraagd of die bepalingen bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11 en 16 van
de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van dat Verdrag, in zoverre zij de wettelijk samenwonende die een kind heeft dat uit de samenwoning is geboren, van het voordeel van het overlevingspensioen uitsluiten en dat recht voorbehouden aan de echtgenoot die een kind heeft dat uit het huwelijk is geboren, « terwijl het be
schermde risico het overleven ...[+++] van de partner en van de kinderen omvat en terwijl de verplichtingen ten aanzien van de kinderen identiek zijn, ongeacht de juridische aard van de verbintenis ».Par une troisième question préjudicielle, la Cour est interrogée sur la compatibilité de ces dispositions avec l
es articles 10, 11 et 16 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 14 de cette Convention, en ce qu'elles excluent du bénéfice de la pension de survie le cohabitant légal qui a un enfant né de la cohabitation et réservent ce droit au conjoint qui a un enfant né du mariage, « alors que le risque protégé englobe la survie du partenaire et des enfants et que les obligations vis-à-vis des enfants sont identiques quelle que
...[+++] soit la nature juridique de l'union ».