Zonder een welbepaalde termijn in te stellen, bepaalt artikel 89, § 2, van het Statuut dat wanneer de persoon van wie de overdracht wordt gevraagd bij een nationaal gerecht een zaak aanhangig maakt die is gegrond op het beginsel non bis in idem, de aangezochte Staat onverwijld het Hof raadpleegt teneinde te vernemen of terzake een beslissing omtrent de ontvankelijkheid ervan bestaat.
Sans prévoir de délai précis, l'article 89, § 2, du Statut précise que lorsque la personne dont la remise est sollicitée saisit une juridiction nationale d'une contestation fondée sur le principe non bis in idem, l'État requis consulte immédiatement la Cour pour savoir s'il y a eu en l'espèce une décision sur la recevabilité de l'affaire devant la Cour.