Het Hof wordt gevraagd of de artikelen 50, tweede lid, 1034 en 1419 van het Gerechtelijk Wetboek bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de termijn voor het instellen van derdenverzet tegen een op eenzijdig verzoekschrift genomen beschikking van de beslagrechter waarbij aan de verzoekende partij de toelating tot het leggen van bewarend beslag wordt verleend, zoals bepaald in de artikelen 1034 en 1419 van hetzelfde Wetboek, niet wordt verlengd in het in artikel 50, tweede lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde gev
al, terwijl dat wel gebeurt met de termijn die geldt voor het instellen van de gewone rechtsmid
delen van ...[+++]verzet en hoger beroep.
Il est demandé à la Cour si les articles 50, alinéa 2, 1034 et 1419 du Code judiciaire violent les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que le délai pour former tierce opposition contre l'ordonnance du juge des saisies sur requête unilatérale autorisant le requérant à pratiquer une saisie conservatoire, comme prévu aux articles 1034 et 1419 du Code judiciaire, n'est pas prorogé dans le cas visé à l'article 50, alinéa 2, du Code judiciaire, alors que l'article 50, alinéa 2, du Code judiciaire prévoit une prorogation du délai pour la partie qui intente les voies de recours ordinaires de l'opposition ou de l'appel.