« Geven de voorwaarden die op straffe van nietigheid zijn bepaald in artikel 1057 van het Gerechtelijk Wetboek geen aanleiding tot discriminatie die strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23 ervan en met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat het recht op een eerlijk proces waarborgt, in zoverre de toepassing van de voormelde wettelijke bepaling (artikel 1057 van het Gerechtelijk Wetboek), wegens de voorwaarden die zij zonder onderscheid bepaalt,
zou leiden tot een identieke behandeling van sociaal verzeke
...[+++]rden, namelijk rechtzoekenden die in hoge mate achtergesteld zijn (en die in artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek specifiek worden beoogd) en die zich in menselijk, sociaal, financieel en medisch opzicht in een situatie bevinden die fundamenteel verschilt van de situatie waarin de andere - minder kwetsbare - rechtzoekenden zich bevinden of geacht worden zich te bevinden, die, in het kader van de procedures van hoger beroep die buiten de in artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde zaken vallen, verwikkeld zijn in burgerlijke procedures die onderworpen zijn aan de regels van het Gerechtelijk Wetboek, des te meer omdat de in artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek beoogde sociaal verzekerden die hun beroep aanvankelijk op de meest informele manier konden instellen in eerste aanleg, in zekere zin bedrogen en ontredderd zijn door de vereiste die plots wordt opgelegd door de tekst van artikel 1057 zodra zij hoger beroep aantekenen, terwijl de rechter in hoger beroep, net zoals de rechter in eerste aanleg, een feitenrechter blijft die een identieke rol moet vervullen, namelijk uitspraak doen over het onderwerp van een vordering (een feitelijk resultaat dat wordt nagestreefd) dat wordt omschreven op grond van een geding (een geheel van feiten), waarbij hij ertoe verplicht is, met eerbiediging van de rechten van de verdediging, ...« Les conditions, édictées à peine de nullité par l'article 1057 du Code judiciaire, n'engendrent-elles pas une discrimination contraire aux articles 10 et 11 de la Constitution, lus isolément ou en combinaison avec son article 23, ainsi qu'avec l'article 6 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales garantissant le droit à un procès équitable, en ce que l'application de la disposition légale précitée (art. 1057 du C. J.), en raison des conditions qu'elle édicte de manière indistincte, aurait pour effet
de traiter de façon identique des assurés sociaux, soit des justiciables particulièrem
...[+++]ent démunis (spécifiquement visés à l'article 704 du Code judiciaire) et qui se trouvent dans des situations humaines, sociales, financières et médicales fondamentalement différentes de celles que connaissent ou sont présumés connaître les autres justiciables, moins vulnérables, impliqués dans des procédures civiles soumises aux règles du Code judiciaire dans le cadre des procédures d'appel étrangères aux matières visées à l'article 704 du Code judiciaire, et ce d'autant que les assurés sociaux visés à l'article 704 du Code judiciaire qui ont pu introduire initialement leur recours de la manière la plus informelle qui soit en premier degré, se trouvent en quelque sorte trompés et désemparés par l'exigence soudainement posée par le texte de l'article 1057 dès qu'ils interjettent appel, alors que le juge d'appel, à l'instar du juge du premier degré, reste un juge du fond amené à remplir un rôle identique, consistant à statuer sur l'objet d'une demande (un résultat factuel recherché) articulé au départ d'une cause (un édifice de faits) tout en ayant l'obligation, en respectant les droits de la défense, de relever d'office les moyens de droit dont l'application est commandée par les faits spécialement invoqués par les parties au soutien de leurs prétentions ?