Art. 19 bis. § 1. De in artikel 5, § 1 bedoelde werklieden van minder dan 60 jaar en werksters van minder dan 55 jaar, tewerkgesteld in een voltijdse dienstbetrekking, die aan de voorwaarden voldoen, gesteld in artikel 19, § 1, en dus niet gerechtigd zijn op de vergoedingen voorzien in artikel 19ter, hebben recht op de vergoeding vastgesteld in artikel 20, en dit voor een maximum van honderdzestig dagen per ononderbroken werkloosheidsperiode, voor elke werkloosheidsdag die onmiddellijk volgt :
Art. 19 bis. § 1. Les ouvriers de moins de 60 ans et les ouvrières de moins de 55 ans visés à l'article 5, § 1, travaillant à temps plein et qui remplissent les conditions prévues à l'article 19, § 1, et qui n'ont par conséquent pas droit aux indemnités prévues à l'article 19ter, ont droit aux indemnités prévues à l'article 20, et ceci pour un maximum de cent soixante jours par période ininterrompue de chômage pour chaque jour de chômage qui suit immédiatement :