b) de constructie van een nevengebouw, vrijstaand van het hoofd- of de bijgebouwen en dat niet voor bewoning bestemd
is, voor zover het volledig gelegen is in het gebied voor koeren en tui
nen, de oppervlakte ervan, met inbegrip van het projectievlak van het dak op de grond, niet meer dan 6 m be
draagt en de totale hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt en het hellend vlak van 45° ten opzichte van de waterpaslijn dat loopt vanaf de to
...[+++]p van de mandelige muren of, bij gebrek aan een muur, vanaf een hoogte van 1,50 meter loodrecht op de mandelige grens, niet overschrijdt.
b) la construction d'un bâtiment accessoire, isolé du bâtiment principal ou de ses annexes et qui n'est pas destiné à l'habitation, pour autant qu'il soit situé en totalité dans la zone de cours et jardins, que sa superficie, en ce compris la projection au sol de sa toiture, n'excède pas 6 m et que sa hauteur totale n'excède pas 3 mètres ni ne dépasse le plan incliné à 45° par rapport à l'horizontale, plan prenant naissance au sommet des murs mitoyens ou, en absence de mur, à une hauteur d'1,50 mètre au droit de la limite mitoyenne.