Art. 9. Wanneer geluidsmetingen verricht worden in de nabijheid van de gevel van een gebouw, wordt de microfoon, voorzien van een windbol, geplaatst op een hoogte tussen 1,20 meter en 1,50 meter van het niveau van de bestudeerde verdieping en op ongeveer 50 centimeter van de gevel die het meest rechtstreeks aan het omstreden geluid is blootgesteld.
Art. 9. Lorsque des mesures de bruit sont effectuées à la proximité de la façade d'un immeuble, le microphone muni d'un écran anti-vent est placé à une hauteur comprise entre 1,20 mètre et 1,50 mètre du niveau de l'étage considéré, à environ 50 cm de la façade la plus directement exposée au bruit incriminé.