Het ingrijpen van de Belgische Staat om het overleven van bepaalde financiële instellingen te garanderen, had voornamelijk tot doel te voorkomen dat er besmettingseffecten zouden optreden als gevolg van een bankfaillissement (gevolgen voor andere financiële instellingen, de continuïteit van kritische transacties, enzovoort), de spaargelden van de huishoudens veilig te stellen en de banken in staat te stellen hun rol van financieel intermediair onder andere op het vlak van de kredietverlening aan bedrijven, te blijven spelen, zelfs tegen de achtergrond van een crisis.
L'objectif principal de l'Etat belge lors de son intervention pour assurer la survie de certains établissements financiers était notamment d'éviter tout effet de contagion lié à une faillite bancaire (conséquences pour d'autres établissements financiers, pour la continuité des transactions critiques, etc.), de sauvegarder l'épargne des ménages et de permettre aux banques de continuer à assurer leur rôle d'intermédiaire financier, notamment au niveau de l'octroi de crédits aux entreprises, et ceci même dans un contexte de crise.