De partijen waarborgen dat onderzoek naar of vervolging van de overeenkomstig de artikelen 35, 36, 37, 38 en 39 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten niet volledig afhankelijk zijn van een melding of aangifte door een slachtoffer indien het feit geheel of gedeeltelijk op hun grondgebied heeft plaatsgevonden en dat de procedure kan worden voortgezet wanneer het slachtoffer haar of zijn verklaring of aangifte intrekt.
Les Parties veillent à ce que les enquêtes ou les poursuites d'infractions établies conformément aux articles 35, 36, 37, 38 et 39 de la présente Convention ne dépendent pas entièrement d'une dénonciation ou d'une plainte de la victime lorsque l'infraction a été commise, en partie ou en totalité, sur leur territoire, et à ce que la procédure puisse se poursuivre même si la victime se rétracte ou retire sa plainte.