14. is van oordeel dat het gemeenschappelijk standpunt bereikt door de lidstaten over de richtlijn inzake werktijden in strijd is met het beginsel dat niet kan worden afgeweken van wetgeving inzake gezondheid en veiligheid; herinnert de lidstaten eraan dat de evenwichtige aanpak uit de eerste lezing van het Parlement in 2005 voldoende ruimte liet voor flexibiliteit en veiligheid voor zowel de bedrijven als de werknemers en toeliet de mogelijkheid de arbeidstijd van 48-uren per week niet toe te passen, te beëindigen;
14. estime que la position commune dégagée par les États membres sur la directive relative au temps de travail contrevient au principe selon lequel aucune dérogation n'est permise à une législation concernant la santé la sécurité; rappelle aux États membres que l'approche équilibrée adoptée en première lecture par le Parlement en 2005 garantissait suffisamment de souplesse et de sécurité à la fois aux entreprises et aux travailleurs et mettait fin à la clause de renonciation au temps de travail hebdomadaire de 48 heures;