23. herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting en de pluriformiteit van de media Europese kernwaarden zijn en dat voor een daadwerkelijk democratische, vrije en pluriforme samenleving een echte vrijheid van meningsuiting een absolute vereiste is; herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting niet alleen geldt voor informatie of ideeën die gunstig worden onthaald of die worden beschouwd als ongevaarlijk, maar ook, overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, voor die welke de staat of welk deel van de bevolking ook beledigen, schokken of storen; betreurt het feit dat een aantal wettelijke bepalingen, zoals de artikelen 301 en 318, artikel 220, lid 6, in combinatie met artikel 314, lid 2, en de
...[+++]artikelen 285 en 288 van het wetboek van strafrecht, alsmede de artikelen 6 en 7, lid 2, van de antiterreurwet nog steeds de vrijheid van meningsuiting beknotten; onderstreept dat het buitengewoon urgent is maatregelen te nemen tot afschaffing van wetgeving die voorziet in buitensporig hoge boetes voor de media – hetgeen in sommige gevallen tot sluiting, zelfcensuur door journalisten of hun redacteuren leidt – en tot herziening van wet 5651/2007 inzake het internet, die de vrijheid van meningsuiting inperkt, een beknotting betekent van de rechten van de burgers op toegang tot informatie en mogelijkheden biedt tot een verbod op websites van disproportionele omvang en duur; herhaalt derhalve zijn vorige verzoeken om de herziening van het juridische kader voor de vrijheid van meningsuiting af te ronden, en dit kader onverwijld in overeenstemming te brengen met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens; 23. rappelle que la liberté d'expression et le pluralisme des médias sont au cœur des valeurs européennes et qu'une société démocratique, libre et pluraliste réclame une véritable liberté d'expression; rappelle que la liberté d'expression s'applique non seulement aux informations ou aux idées reçues favorablement ou jugées inoffensives, mais aussi, dans le respect de la Convention européenne des droits de l'homme, aux idées qui heurtent, choquent ou inquiètent l'État ou une frange quelconque de la population; déplore que certaines dispositions légales, telles que les articles 301 et 318, l'article 220, paragraphe 6 en lien avec l'article 314, paragraphe 2, et les articles 285 et 288 du code pénal ainsi que l'article 6 et l'article 7, para
...[+++]graphe 2, de la loi antiterrorisme continuent à limiter la liberté d'expression; souligne que des mesures devraient être prises de toute urgence afin de supprimer de la législation les amendes exagérément élevées pour les médias – entraînant, dans certains cas, leur fermeture ou une autocensure de la part des journalistes ou des éditeurs – et de réformer la loi 5651/2007 sur l'internet limitant la liberté d'expression, restreignant le droit des citoyens à accéder à l'information et ouvrant la voie à des interdictions de sites d'une ampleur et d'une durée disproportionnées; réitère, par conséquent, ses appels en faveur d'une finalisation de la révision du cadre juridique sur la liberté d'expression et de son alignement, dans les plus brefs délais, sur la Convention européenne des droits de l'homme et sur la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme;