De betrokken werkgeversfederatie levert het bewijs van specifieke behoeften van de ondernemingen van haar sector en van hun wil overeenkomsten voor alternerend onderwijs te sluiten; 3° bewijzen dat dit onderwijs niet in concurrentie is met cursussen met volledig leerplan en voor sociale promotie; 4° voor de beroepsgerichte bachelors en de brevetten hoger onderwijs, aantonen dat de studies, na de eerste 30 studiepunten, kunnen worden voortgezet in één of meer bekwaamheidsbewijzen van bachelor in het onderwijs met volledig leerplan of in het onderwijs voor sociale promotie.
La fédération patronale concernée atteste de besoins spécifiques des entreprises de son secteur et de leur volonté de conclure des conventions d'alternance; 3° prouver la non-concurrence avec les cursus de plein exercice et de promotion sociale; 4° pour les bacheliers professionnalisants et les brevets d'enseignement supérieur, prouver la poursuite possible des études, après les 30 premiers crédits, dans un ou plusieurs bachelier(s) de plein exercice ou de promotion sociale.