2° de burgerlijke ambtenaren van het ministerie van Landsverdediging ten minste bekleed met een graad van rang 13, die het bewijs van hun tweetaligheid hebben geleverd overeenkomstig de bepalingen, naargelang het geval, van artikel 7, § 1, 5°, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger of van artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
2° les fonctionnaires civils du ministère de la Défense revêtus minimum d'un grade de rang 13, ayant fourni la preuve de leur bilinguisme conformément aux dispositions, selon le cas, de l'article 7, § 1, 5°, de la loi du 30 juillet 1938 concernant l'usage des langues à l'armée ou de l'article 43, § 3, alinéa 3, des lois du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative.