Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 27 februari 2014 in zake het openbaar ministerie tegen M.C., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekome
n op 11 maart 2014, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 16, § 2, 1°, van het W.B.N., de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, voor zover - inge
val het voorgenomen ...[+++]huwelijk tussen de Belgische partner en de vreemdeling wordt uitgesteld door omstandigheden buiten hun wil, t.w. de nadien bij een definitief geworden gerechtelijke uitspraak ongegrond verklaarde beslissing van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand tot weigering van het huwelijk, waarna ze beiden zijn gehuwd - de voorhuwelijks wettelijke samenwoonst buiten beschouwing moet worden gelaten voor het bereiken van de in dit artikel vereiste termijn van 3 jaar samenleven van de Belgische echtgenoot en de vreemdeling die de Belgische nationaliteit wenst te verkrijgen, om de staat van Belg te verkrijgen, tegenover de vreemdelingen die in het huwelijk wensen te treden in België waarbij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand instemt met het huwelijk ?Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. N
ihoul, F. Daoût, T. Giet et R. Leysen, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président A. Alen, après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédure Par arrêt du 27 février 2014 en cause du ministère public contre M.C., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 11 mars 2014, la Cour d'appel de Gand a posé la question préjudicielle suivante : « L'article 16, § 2, 1°, du Code de la nationalité belge viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que - au cas où le mariage envisagé entre le partenaire belge et
...[+++]l'étranger est reporté en raison de circonstances indépendantes de leur volonté, à savoir la décision, par la suite déclarée non fondée par une décision de justice devenue définitive, de l'officier de l'état civil de refuser le mariage, postérieurement à laquelle ils se sont mariés - la cohabitation légale prénuptiale ne peut être prise en compte pour atteindre le délai de trois ans de vie commune, requis par cet article, entre le conjoint belge et l'étranger qui souhaite acquérir la nationalité belge, afin d'obtenir l'état de Belge, par rapport aux étrangers qui souhaitent se marier en Belgique pour lesquels l'officier de l'état civil accepte le mariage ?