Die vaststelling van het Hof heeft betrekking op alle gevallen waarin - mits inachtneming van de voormelde interpretatie - de advocaten aan de meldingsplicht kunnen zijn onderworpen wanneer zij geconfronteerd worden met het witwassen van geld zoals gedefinieerd in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993, en inzonderheid wanneer de illegale herkomst van geld of activa voortkomt uit een misdrijf dat in verband staat met « ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend » (artikel 3, § 2, 1°, elfde streepje, van de wet van 11 januari 1993).
Cette constatation de la Cour porte sur tous les cas dans lesquels - moyennant le respect de l'interprétation précitée - les avocats peuvent être soumis à l'obligation d'information lorsqu'ils se trouvent face au blanchiment de capitaux tel qu'il est défini à l'article 3 de la loi du 11 janvier 1993, et en particulier lorsque l'origine illicite des capitaux ou des biens résulte d'une infraction liée « à la fraude fiscale grave et organisée qui met en oeuvre des mécanismes complexes ou qui use de procédés à dimension internationale » (article 3, § 2, 1°, onzième tiret, de la loi du 11 janvier 1993).