In dat lid wordt immers gepreciseerd dat, wanneer beide ouders niet samenwonen maar het ouderlijk gezag samen uitoefenen in de zin van artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek, ten aanzien van een kind dat deel uitmaakt van het gezin van een van hen, dat kind voor de toepassing van paragraaf 3 van artikel 60 wordt beschouwd alsof het deel uitmaakt van een gezin dat is samengesteld uit ten minste zijn beide ouders.
Cet alinéa précise, en effet, que lorsque les deux parents ne cohabitent pas mais exercent conjointement l'autorité parentale au sens de l'article 374 du Code civil, à l'égard d'un enfant qui fait partie du ménage de l'un d'entre eux, cet enfant est considéré comme faisant partie d'un ménage composé de ses deux parents au moins pour l'application du paragraphe 3 de l'article 60.