Komt het aan een inlichtingendienst toe om, op eigen initiatief of a posteriori, het ontbreken van kennisgeving aan gerechtelijke overheden te rechtvaardigen door, in toepassing van de « regel van de derde dienst », er van uit te gaan dat bepaalde feiten geen inbreuken betekenen of verder nog, dat de vastgestelde inbreuken reeds verjaard zijn?
Est-ce qu'un service de renseignements peut, d'initiative ou a posteriori, justifier l'absence de communication aux autorités judiciaires en considérant, dans le cadre de l'application de la « règle du service tiers », que certains faits ne constituent pas des infractions ou, mieux encore, que les infractions constatées sont déjà prescrites ?