Wanneer een nationale regelgevende instantie die eerder de verplichting tot de verstrekking van virtuele breedbandtoegang heeft opgelegd na haar beoordeling overeenkomstig de eerste alinea van mening is dat een Europees breedbandtoegangsproduct niet geschikt is voor de specifieke omstandigheden, neemt zij volgens de procedure van de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2002/21/EG een beargumenteerde verklaring op in haar ontwerpmaatregel.
Lorsqu’une autorité réglementaire nationale qui a précédemment imposé l’obligation de fournir un accès virtuel à haut débit considère, après avoir procédé à l’évaluation visée au premier alinéa, qu’un produit européen d’accès virtuel à haut débit n’est pas approprié dans les circonstances données, elle fournit une justification motivée dans son projet de mesure conformément à la procédure décrite aux articles 6 et 7 de la directive 2002/21/CE.