De Ministerraad betoogt dat de wetgever geen onrealistische begrotingen heeft willen opstellen, zoals de verzoekende partij beweert, maar geconfronteerd is met de moeilijkheid om een begroting op te stellen bij ontstentenis van een kritisch en wetenschappelijk aanvaardbaar onderzoek van de elementen die daarop een invloed uitoefenen, zowel voor het verleden als voor de toekomst; hij heeft daarentegen aanvaard om aanzienlijk meer middelen uit te trekken, zodat de begroting is gestegen van 59,5 miljard in 1993 tot 94,8 miljard in 2001.
Le Conseil des Ministres indique que le législateur n'a pas voulu, comme le soutient la requérante, établir des budgets irréalistes, mais a été confronté à la difficulté d'établir un budget en l'absence d'examen critique et scientifiquement acceptable des éléments influant sur celui-ci, tant pour le passé que de manière prospective; il a au contraire accepté des majorations substantielles du budget, celui-ci passant de 59,5 milliards en 1993 à 94,8 milliards en 2001.