Wanneer een rechter daarentegen de afwezigheid van een winstoogmerk vaststelt, maar wanneer de partijen wel degelijk een verenigingsintentie hadden, ontsnapt de groepering aan de toepassing van bovenvermeld artikel 2 en bevindt men zich in een feitelijke vereniging waarop naar analogie sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn (Bergen, 18 januari 1994, RPS, 1994, p. 128, 4e lid in fine ).
Si par contre le juge constate l'absence de but de lucre, mais que les parties étaient bien animées d'une intention associative, le groupement échappe à l'application de l'article 2 susmentionné et l'on se trouve en présence d'une association de fait qui peut se voir appliquer analogiquement certaines dispositions du Code civil (Mons, 18 janvier 1994, RPS, 1994, p. 128, alinéa 4 in fine).