Artikel 51, §2, 3e lid van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade bepaalt, in het kader van de behandeling van bepaalde materies die tot de
bevoegdheid van de jeugdrechtbanken behoren, dat " indien, in de andere aangelegenheden, de betrokkene of de personen die ten aanzien van de minderjarige het ouderlijk gezag uitoefenen, op de oproeping niet verschijnen en deze personen dit niet kunnen rechtvaardigen, kunnen zij door de jeugdrechtbank worden veroordeeld tot een geldboete v
...[+++]an één euro tot honderd vijftig euro " .L'article 51, §2, alinéa 3 de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse, à la prise en charge des mineurs ayant commis un fait qualifié infraction et à la réparation du dommage causé par ce fait dispose que, dans le cadre du traitement de certaines matières ressortissa
nt aux compétences des tribunaux de la jeunesse " si, sur l'invitation à comparaître, l'intéressé ou les personnes investies de l'autorité parentale à l'égard du mineur ne comparaissent pas et que ces personnes ne peuvent justifier leur non-comparution, elles peuvent être condamnées, par le tribunal de la jeunesse, à une amende d'un euro à cent cinquan
...[+++]te euros " .