Art. 2. De voorwaarden waaraan de bewijzen van kennis van het Nederlands, vereist door de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, moeten voldoen, worden per niveau van aanwerving gedefinieerd aan de hand van de niveaus van taalkennis, vastgelegd in het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen.
Art. 2. Les conditions que doivent remplir les preuves de la connaissance du néerlandais, requises par les lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, sont définies par niveau de recrutement, à l'aide des niveaux de connaissance linguistique, fixés par le Cadre européen commun de référence pour les Langues.