Alle wetten, die later dan de basiswet, de termijnen hebben heropend, hierdoor de indiening van nieuwe aanvragen toelatend, hebben allemaal evenzeer een vervaltermijn voorzien, die al naargelang het geval, 3 maanden (wet van 25 juni 1956), 6 maanden (wet van 7 juli 1953) of 1 jaar (wetten van 5 april 1995 en 26 januari 1999) bedroeg.
Toutes les lois qui, postérieurement à la loi de base, ont rouvert les délais, permettant par là l'introduction de nouvelles demandes, ont toutes également prévu un délai de forclusion qui était, selon le cas, de 3 mois (loi du 25 juin 1956), 6 mois (loi du 7 juillet 1953) ou 1 an (lois des 5 avril 1995 et 26 janvier 1999).