Aangezien de controle van de uitlegging en van de geldigheid van een krachtens artikel 34, lid 2, onder b), van het Verdrag betreffende de Europ
ese Unie aangenomen kaderbesluit volgens de artikelen 35 en 46 van dat Verdrag tot de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen behoort, waarvan België de bevoegdheid ter zake heeft aanvaard, is het noodzakelijk het Hof van Just
itie te ondervragen over de bestaanbaarheid van artikel 5, punt 3), in samenhang gelezen met artikel 4, punt 6), van het voormelde kaderbeslui
...[+++]t, met artikel 6 van het EU-Verdrag en, meer in het bijzonder, met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.
Dès lors que le contrôle de l'interprétation et de la validité d'une décision-cadre prise en vertu de l'article 34, paragraphe 2, sous b), du Traité sur l'Union européenne relève, selon les articles 35 et 46 de ce Traité, de la compétence de la Cour de justice des Communautés européennes, dont la Belgique a admis la compétence en la matière, il est nécessaire d'interroger la Cour de justice sur la compatibilité de l'article 5, point 3), lu en combinaison avec l'article 4, point 6), de la décision-cadre précitée avec l'article 6 du Traité UE et, plus particulièrement, avec le principe d'égalité et de non-discrimination.