De Ministerraad doet gelden dat het belang van de verzoekende partijen in de zaken nrs. 1903, 1941, 1965, 1987, 1992 en 1995 en van de eerste verzoekende partij in de zaak nr. 1988 niet wettig is, vermits de wet van 24 oktober 1902 de exploitatie van kansspelen verbiedt en artikel 305 van het Strafwetboek, tot aan de inwerkingtreding van de aangevochten wet, diegenen heeft bestraft die een huis voor kansspelen hebben opengehouden en er het publiek hebben toegelaten en vermits het burgerlijk recht van oordeel is dat het spel een onwettige grond heeft.
Le Conseil des ministres fait valoir que l'intérêt des parties requérantes dans les affaires n 1903, 1941, 1965, 1987, 1992, 1995 et de la première partie requérante dans l'affaire n° 1988 est illicite, la loi du 24 octobre 1902 interdisant l'exploitation des jeux de hasard, l'article 305 du Code pénal ayant puni, jusqu'à l'entrée en vigueur de la loi attaquée, ceux qui auront tenu une maison de jeux de hasard et y auront admis le public et le droit civil considérant que le jeu a une cause illicite.