Het baseert zich op verklaringen, zoals: de ACS-landen "mo
eten meer deel gaan hebben aan het internationale handelsverkeer" (blz. 1), "de hulp is met name heel wat doeltreffender geweest in de landen die bij het begin het meest begunstig
d waren wat betreft kapitaal en menselijke hulpbronnen" (blz. 13), en "zo evalueert het respect voor de nationale soevereiniteit, dat o
orspronkelijk heeft geleid tot een zeer groot vertrouwen in de
...[+++]begunstigde regeringen, meer en meer naar een logica die door het streven naar doeltreffendheid is geleid" (blz. 13).
Il s'appuie sur des prémisses selon lesquelles les États ACP "ont impérativement besoin de s'intégrer davantage dans les échanges internationaux" (p. 1), "l'aide a notamment été nettement plus efficace dans les pays qui étaient les moins favorisés au départ en termes de capital et de ressources humaines" (p. 13), "le respect de la souveraineté nationale, qui a initialement conduit à pousser très loin la confiance dans les gouvernements bénéficiaires, tend de plus en plus à évoluer vers un logique guidée par le souci d'efficacité" (p. 13).