Tot slot gaven de verslagen aan dat een op kasstroom gebaseerde benadering, waarbij de AMS-kosten zouden worden beschouwd als kapitaaluitgaven voor een immaterieel actief (d.w.z. de waarde van het merk), de voorkeur diende te krijgen boven de kapitalisatiebenadering (52).
Les rapports indiquaient enfin qu'une approche basée sur le flux de trésorerie devait être privilégiée par rapport à l'approche de capitalisation, dans laquelle les dépenses d'AMS seraient traitées comme dépenses en capital d'un actif incorporel (à savoir la valeur de la marque) (52).