In die zin kon de in artikel 13 van het voorontwerp ingelaste bepaling (45) volgens dewelke die overheden « rekening zullen houden » met het recht van de gewone verblijfplaats van het kind, als overbodig worden beschouwd.
En ce sens, la disposition incluse dans l'article 13 de l'avant-projet (45), d'après laquelle ces autorités « tiendront compte » du droit de la résidence habituelle de l'enfant pouvait être considérée comme superflue.