— dat de relatie tussen het beroeps- en privé-leven zich niet vertaalt in een dualisering van de arbeidsmarkt (voltijds voor de mannen/deeltijds voor de vrouwen), die nadelig is voor de vrouwen, maar in de herbevestiging van de sociale rechten en de ontwikkeling van de overheidsdiensten, meer bepaald wat betreft ondersteuning van het ouderschap (verloven, opvang van kinderen en afhankelijke personen), en collectieve maatregelen zoals bijvoorbeeld de organisatie van werkuurroosters die verenigbaar zijn met het behoud van een familiaal en sociaal leven.
— que l'articulation de la vie professionnelle et privée ne se traduise pas par une dualisation du marché du travail (temps plein pour les hommes/temps partiel pour les femmes), préjudiciable aux femmes mais par la réaffirmation des droits sociaux et le développement des services publics, notamment en matière de soutien à la parentalité (congés, accueil des enfants et des personnes dépendantes), et des mesures collectives comme, par exemple, l'organisation d'horaires de travail compatibles avec le maintien d'une vie familiale et sociale.