De v
erzoekende partijen klagen aan dat artikel 8 van de bestreden wet aan de Koning de bevoegdheid toekent om het beginsel zelf van de v
aststelling van een eventuele en onbepaalde belasting in te voe
ren en te beslissen over alle regels en vormvoorschriften die daarop betrekking hebben, terwijl de artikelen 10 en 11 van de Grondwet eisen dat alle belastingplichtigen de ter zake voorgeschreven grondwettelijke waarborgen genieten en a
...[+++]rtikel 170 van de Grondwet eist dat zowel de beslissing ten aanzien van de invoering van de belasting als de regels die betrekking hebben op de samenstelling, de omvang en alle vormvoorschriften ervan die daarop betrekking hebben, bij de wet worden vastgesteld.
Les requérantes reprochent à l'article 8 de la loi entreprise de confier au Roi le pouvoir d'arrêter le principe même de l'établissement d'un impôt éventuel et indéterminé et de décider de toutes les règles et modalités qui y sont relatives, alors que les articles 10 et 11 de la Constitution exigent que tous les redevables d'impôts bénéficient des garanties constitutionnelles prescrites en la matière et que l'article 170 de la Constitution exige que tant la décision quant à l'établissement de l'impôt que les règles qui concernent sa consistance, son ampleur et toutes les modalités qui y sont relatives soient fixées par la loi.