Art. 2. Aan de directeur-generaal van Dienst Vreemdelingenzaken en aan de personeelsleden van de directie Opvolging en Ondersteuning die minimaal een functie van adviseur uitoefenen of tot de A3-klasse behoren, wordt de delegatie van bevoegdheid verleend om een cassatieberoep in te stellen, zoals voorzien in artikel 14, § 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Art. 2. Délégation de pouvoir est donnée au directeur général de l'Office des étrangers et aux membres du personnel de la direction Appui et Suivi qui exercent, au minimum, une fonction de conseiller ou appartenant à la classe A3, de former un recours en cassation tel que prévu à l'article 14, § 2, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973.