« 32° : « personen met verminderde mobiliteit » : personen voor wie het gebruik van het openbaar vervoer bijzondere moeilijkheden meebrengt, met inbegrip van ouderen, gehandicapten, personen met zintuiglijke gebreken, rolstoelgebruikers, zwangere vrouwen, en personen die kleine kinderen begeleiden».
« 32° : « personne à mobilité réduite » : toute personne ayant des difficultés particulières pour utiliser les transports publics, y compris les personnes âgées, les personnes handicapées, les personnes souffrant de handicaps sensoriels et les personnes en fauteuil roulant, les femmes enceintes et les personnes accompagnées d'enfants en bas âge».