3. De lidstaten mogen bilaterale en multilaterale overeenkomsten en regelingen met andere lidstaten die na. van kracht zijn, naast de bepalingen van deze richtlijn blijven toepassen, mits dit ten goede komt aan de doelstellingen van deze richtlijn en ertoe bijdraagt de procedures voor bewijsgaring te vereenvoudigen of verder te versoepelen, en mits het in deze richtlijn voorgeschreven niveau van waarborgen in acht wordt genomen.
3. Outre la présente directive, les États membres ne peuvent conclure ou continuer d'appliquer des conventions ou accords bilatéraux ou multilatéraux avec d'autres États membres après le .* que dans la mesure où ces conventions et accords permettent de renforcer encore les objectifs de la présente directive et contribuent à simplifier ou à faciliter davantage les procédures d'obtention de preuves et pour autant que le niveau de garanties prévu dans la présente directive soit respecté .