In dezelfde memorie van toelichting wordt gesteld dat naar aanleiding van de wet van 9 januari 1953 houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen de bij het Noord-Atlantisch Verdrag aangesloten Staten, betreffende de re
chtspositie van hun krijgsmachten (het betreft een Overeenkomst ondertekend te Londen op 19 juni 1951) « het Parlement ook reeds het verblijf in België van troepen die behoren tot (de Belgische) bondgenoten van de NAVO onder ogen (heeft) gen
omen », waarmee men liet doorschemeren dat aldus voldaan is aan het vereiste v
...[+++]an een wettelijke machtiging waarin voorzien wordt door artikel 121 van de Grondwet, dat artikel 185 geworden is.
Le même exposé des motifs relève que la loi du 9 janvier 1953 portant approbation de la Convention entre les États parties au Traité de l'Atlantique Nord sur le statut de leurs forces (il s'agit d'une Convention signée à Londres le 19 juin 1951) a permis au Parlement d'« envisag[er] le séjour en Belgique de troupes appartenant [aux] alliés [de la Belgique] de l'OTAN », sous-entendant ainsi qu'avait été rencontrée l'exigence d'une autorisation législative inscrite à l'article 121, devenu 185, de la Constitution.