Het Hof meent — wat dat betreft krijgt het felle kritiek van de rechtsleer — dat de bepalingen van intern recht op zich het recht op een eerlijk proces niet schaden, dat het ontbreken van bijstand door een advocaat geen onherstelbare schending is van het recht op een eerlijk proces en dat concreet en in het licht van de gehele rechtspleging moet worden nagegaan of dat in het bezwaar aangehaalde gebrek de rechtspleging ongeldig heeft gemaakt.
La Cour estime — et, sur ce point, elle est fort critiquée par la doctrine — que les dispositions de droit interne ne violent pas en elles-mêmes le droit à un procès équitable, que le défaut d'assistance d'un avocat ne porte pas atteinte de manière irréparable au droit à un procès équitable et qu'il y a lieu d'examiner concrètement et à la lumière de la procédure dans son ensemble si ce défaut soulevé dans le grief a rendu la procédure invalide.