Kunt u er dan ook logischerwijze algemeen mee instemmen dat, met inachtneming van het grondwettelijk beginsel van de eenjarigheid van de belastingen en het realiteitsbeginsel dit voordeel slechts jaarlijks kan worden becijferd op basis van de jaarlijks in de resultatenrekening geboekte werkelijke waardeverminderingen in de zin van de artikelen 49 en 61, eerste lid, WIB 1992 en enkel in die evenredige mate dat dit actiefbestanddeel tijdens het beschouwde kalenderjaar fragmentarisch effectief privaat wordt aangewend?
D'une manière générale, pouvez-vous dès lors logiquement admettre que, compte tenu du principe constitutionnel de l'annualité des impôts et du principe de réalité, cet avantage ne peut être calculé qu'annuellement sur la base des moins-values réelles comptabilisées annuellement dans le compte de résultats au sens des articles 49 et 61, alinéa 1, du CIR 1992 et uniquement dans la mesure où cet élément d'actif est effectivement utilisé fragmentairement à des fins privées au cours de l'année civile considérée?
