Inderdaad, het beoefenen van een sport onder het gezag van een persoon en tegen betaling van een loon dat minstens gelijk is aan een jaarlijks bij koninklijk besluit vastgesteld minimum (voor het jaar 1996, koninklijk besluit van 14 maart 1996 dat het minimumloon vaststelt op 499.920 frank) brengt een onweerlegbaar vermoeden van een arbeidsovereenkomst mee voor de sportbeoefenaar, welke ook de door de partijen aan de overeenkomst gegeven kwalificatie weze (wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars).
En effet, la pratique d'un sport sous l'autorité d'une personne et moyennant une rémunération au moins égale au minimum fixé annuellement par arrêté royal (pour l'année 1996, arrêté royal du 14 mars 1996 fixant la rémunération minimum à 499.920 francs) entraîne une présomption irréfragable de contrat d'employé pour le sportif, quelle que soit la qualification donnée par les parties à ce contrat (loi du 24 février 1978 relative au contrat de travail du sportif rémunéré).