(32) In de mate dat het ogenschijnlijk neutrale criterium « uiterlijke manifestatie van een niet-confessionele of religieuze levensbeschouwing of van een voorkeur voor een gemeenschap of partij » een bijzonder benadelend effect heeft voor een bepaalde groep van gelovigen, moet de kwestie onderzocht worden in het licht van het verbod op indirecte discriminatie.
(32) Dans la mesure où le critère apparemment neutre de « manifestation extérieure de toute forme d'expression philosophique, religieuse, communautaire ou partisane a un effet particulièrement préjudiciable pour un groupe donné de croyants, la question doit être examinée sous l'angle de l'interdiction de la discrimination indirecte.