K. overwegende dat volgens de OESO het aandeel van de openbare steun aan de ontwikkeling (OSO) dat aan watervoorziening en waterzuivering wordt besteed minder dan 9% van de bilaterale OSO en 4,5% van de multilaterale OSO bedraagt, en dat deze steun verder slecht over de landen verdeeld is, aangezien de minst ontwikkelde landen, die hieraan het meest behoefte hebben, slechts 24% van de middelen ontvangen,
K. considérant que, selon l'OCDE, la part de l’aide publique au développement (APD) consacrée à l’eau et à l’assainissement ne représente que 9% de l'APD bilatérale et 4.5% de l’APD multilatérale et qu'elle est mal répartie, puisque les pays les moins avancés (PMA) n'ont reçu 24% des fonds alors qu'ils sont les plus nécessiteux,