Traduction de «lemig » (Néerlandais → Français) :

TERMINOLOGIE

leemachtig | lemig
limoneux

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Grondsoort (bijv. kalkhoudend, lemig, kalkhoudend-lemig, zandig):
Sol (par exemple calcaire, argileux, argilo-calcaire, sablonneux):

Bovendien kunnen bepaalde intrinsieke kenmerken een bodem kwetsbaarder maken voor erosie (b.v. een dunne teelaardelaag, een lemige structuur of een laag gehalte organische stof).
En outre, certaines caractéristiques intrinsèques d'un sol peuvent le rendre plus enclin à l'érosion (par exemple, finesse de la couche de terre végétale, texture limoneuse ou faible teneur en matières organiques).

Het gemaaide gras of de geoogste snijrogge moet vervolgens van het perceel verwijderd worden; 16° nateelt: de teelt die na de hoofdteelt op hetzelfde perceel en in hetzelfde jaar verbouwd wordt; 17° nitraatresidudrempelwaarde: de nitraatresidudrempelwaarde als vermeld in artikel 14, § 1, tweede lid; 18° plantbeschikbare fosfaat: de hoeveelheid fosfaat extraheerbaar met een gebufferde oplossing van ammoniumlactaatazijnzuur, uitgedrukt in mg P per 100 g luchtdroge grond; 19° potentieel belangrijke graslanden: de volgende graslanden: a) Hp+K: cultuurgrasland met waardevolle kleine landschapselementen in de grasland-, moeras- of waterrijke sfeer, b.v. Hp+Mr, Hp+Kn, Hp+Hc, Hp+K(Ae), Hp+K(Hc), Hp+K(Mr); b) Hp+ fauna: overdruk; c) Hp-graslanden op lemige en kleiige, relatief vochtige bodems in valleien met een hoge ecologische prioriteit (Hpriv); d) Hpr: weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf; 20° specifieke teelt: fruit, sierteelt of boomkweek, aardbeien, groenten van groep I, groenten van groep II, groenten van groep III, spruitkool of graszoden.
L'herbe coupée ou le seigle fourrager récolté doit ensuite être enlevé de la parcelle ; 16° culture suivante : la culture qui est cultivée après la culture principale sur la même parcelle et durant la même année ; 17° valeur seuil des résidus de nitrate : la valeur seuil des résidus de nitrate telle que visée à l'article 14, § 1 , alinéa deux ; 18° phosphate disponible pour les plantes : la quantité de phosphate extractible à travers une solution tamponnée d'acide acétique d'ammonium de lactate, exprimée en mg de P par 100 g de terre séchée à l'air ; 19° herbages potentiellement importants : les prairies suivantes : a) Hp+K : prairie améliorée à petits éléments paysagers de valeur en milieu herbager, marécageux ou humide, p.e. Hp+Mr, Hp+Kn, Hp+Hc, Hp+K(Ae), Hp+K(Hc), Hp+K(Mr) ; b) Hp+ faune : surpression ; c) prairies Hp sur sols glaiseux, argileux et relativement humides en vallées à haute priorité écologique (Hpriv) ; d) Hpr : complexe de prairies avec réseau dense de fossés et/ou microrelief ; 20° culture spécifique : fruits, culture ornementale ou arboriculture, fraises, légumes du groupe I, légumes du groupe II, légumes du groupe III, chou de Bruxelles ou plaques de gazon.

Het betreft de volgende definities: 1° landbouwstreek: landbouwstreek als vermeld in het koninklijk besluit van 24 februari 1951 houdende grensbepaling van de landbouwstreken van het Rijk; 2° textuurklasse P: textuurklasse Licht Zandleem als vermeld in de Belgische textuurdriehoek; 3° textuurklasse S: textuurklasse Lemig Zand als vermeld in de Belgische textuurdriehoek; 4° textuurklasse Z: textuurklasse Zand als vermeld in de Belgische textuurdriehoek; 5° zandgronden: de landbouwgronden die gelegen zijn in de landbouwstreek Vlaamse Zandstreek of de landbouwstreek Kempen, met uitzondering van de landbouwgronden die zowel gelegen zijn in de provincie Vlaams-Brabant als in de landbouwstreek Vlaamse Zandstreek.
Il s'agit des définitions suivantes : 1° région agricole : région agricole telle que définie dans l'arrêté royal du 24 février 1951 fixant la délimitation des régions agricoles du Royaume ; 2° classe texturale P : classe texturale légèrement limoneux, comme indiqué dans le triangle textural belge ; 3° classe texturale S : classe texturale sable glaiseux, comme indiqué dans le triangle textural belge ; 4° classe texturale Z : classe texturale sablonneuse, comme indiquée dans le triangle textural belge 5° sols sablonneux : les surfaces agricoles situées dans la région agricole Région Sablonneuse flamande ou la Campine, à l'exception des surfaces agricoles se situant à la fois dans la province du Brabant flamand et dans la région agricole Région sablonneuse flamande.

De bodem van het geografische gebied waar de „Citron de Menton” wordt geteeld, wordt gekenmerkt door een zandsteenachtig moedergesteente, ook wel „zandsteen van Menton” genoemd, met een lemige zandtextuur tot zanderige leemtextuur waardoor de bodem goed is belucht, en met een gematigd hoge pH-waarde van ongeveer 8.
Les sols de l’aire géographique du «Citron de Menton» se caractérisent par la présence d’une roche mère gréseuse, appelée «grès de Menton», de texture argilo-sableuse à sablo-argileuse à l’origine de sols aérés, et au pH modérément élevé aux alentours de 8.

De textuurklasse van de helft of meer (cumulatief) van 100 cm van het bodemoppervlak is zand, lemig zand gedefinieerd als:
La classe texturale dans la moitié ou plus (de manière cumulée) de la couche de 100 cm sous la surface du sol est constituée de sable, de sable limoneux, définie en

De textuurklasse van de helft of meer (cumulatief) van 100 cm van het bodemoppervlak is zand, lemig zand gedefinieerd als:
L a classe texturale dans la moitié ou plus (de manière cumulée) de la couche de 100 cm sous la surface du sol est constituée de sable, de sable limoneux, définie en

Dit gesteente uit het villafranchien bestaat voor een groot deel uit keien op vijf tot tien meter diepte, in een onderliggende, kleiig-zanderig-lemige tot zanderig-lemig-kleiige structuur, waarvan de kleur varieert van lichtgeel tot dieprood, waaruit de zachtste kalkdelen zijn verdwenen.
Ces cailloutis villafranchiens comprennent une forte proportion de galets, sur 5 à 10 mètres de profondeur, dans une matrice argilo-sablo-limoneux à sablo-limono-argileux, dont la couleur varie du jaune clair au rouge foncé, de laquelle ont disparu les éléments calcaires les plus tendres.