« Wanneer de kapitalen die geheel of gedeeltelijk zijn gevormd door middel van persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood als vermeld in artikel 52, 9·, voordat het door artikel 78 van de wet van 28 december 1992
werd opgeheven, bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of wanneer ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven, moet, in afwijking van het vierde
...[+++]lid, voor de omzetting van de eerste schijf van 50 000 euro van die kapitalen dezelfde berekeningswijze worden gebruikt als bedoeld in artikel 169, § 1, vierde lid.« Lorsque les capitaux constitués totalement ou partiellement au moyen de cotisations personnelles d’assurance complémentaire contre la vieillesse et le décès prématuré visées à l’article 52, 9·, avant qu’il ne soit abrogé par
l’article 78 de la loi du 28 décembre 1992, sont liquidés, en cas de vie, au plus tôt à l’âge légal de la retraite du bénéficiaire qui est resté effectivement actif au moins jusqu’à cet âge ou, en cas de décès après l’âge légal de la retraite, lorsque le défunt est resté effectivement actif jusqu’à cet âge, il faut utiliser, par dérogation à l’alinéa 4, la même méthode de calcul que celle visée à l’article 169, § 1
...[+++] , alinéa 4, pour la conversion de la première tranche de 50 000 euros.