1. De lidstaten verlangen dat de onder deze richtlijn vallende instellingen en personen al naar gelang de risicogevoeligheid, benevens de in artikel 6, artikel 7 en artikel 8, lid 2, omschreven maatregelen, uitgebreidere “ken-uw-cliënt”-maatregelen nemen in situaties waaraan wegens de aard ervan een hoger witwasrisico verbonden kan zijn en ten minste in de volgende situaties handelen conform respectievelijk de tweede, derde en vierde alinea van dit lid.
1. Les États membres exigent des établissements et des personnes qui relèvent de la présente directive qu’ils appliquent, en fonction de leur appréciation du risque, des mesures de vigilance renforcées à l’égard de la clientèle, en sus des mesures visées aux articles 6 et 7 et à l’article 8, paragraphe 2, dans les situations qui par leur nature peuvent présenter un risque élevé de blanchiment et, à tout le moins, dans les cas visés ci-après, conformément aux deuxième, troisième et quatrième alinéas du présent paragraphe.